1. |
Koninkrijk op de groei
01:43
|
|||
een koninkrijk op de groei
langs ons huis komen en gaan de treinen
levenslijnen in de handpalm van een reus
IJsselopwaarts lopen pelgrims fietspadasfalt
vind je Jacobsschelpen slechts gebroken in het zand
waar mijn dochter bergen bouwt
de stad van haar maakt straat voor straat
Turkse bruiloften horten toeterend
langs de woestijnroependen in het park
smelten met de schapen op de Worp
en de boten op het IJsselwater
tot haar verhaal
ik zal met haar lopen haar alles tonen
de tover van deze plaats uit de stenen slaan
zo wacht de stad de schone taak
haar koninkrijk te zijn
|
||||
2. |
||||
avondwandeling op zoek naar licht
1.
Wat zo veelbelovend begon
Was steeds veelbelovend gebleven
Al was je ten diepste gedreven
En deed je soms meer dan je kon
Niets nieuws was er onder de zon
Het stond in de sterren geschreven
Wat zo veelbelovend begon
Was steeds veelbelovend gebleven
Het deed er niet toe of je won
Of ergens hebt op moeten geven
Zoals alles kwam in het leven
Zo ging alles, zonder pardon
Wat zo veelbelovend begon
2.
Ik weet vaak niet waar het aan ligt
Wat licht is maak ik zwaar
Wat zwaar is geeft gewicht
Ik ben bang om te verdrinken in gemis
Ik zou graag willen vluchten
Ver weg uit het zicht, misschien
Heb ik het donker nodig
Om te kunnen zien hoe licht
Twijfel brand als haardvuur
Zoeken lijkt mijn lot
Terwijl de schijnwerper
Een beetje met me spot
Als ik het licht ooit vind
Eet ik het op
Zodat ik altijd straal
Voor iedereen zoekt
3.
ik loop langs het kermisterrein
waar duizenden lampen
warm en fel en suikerzoet
branden voor de laatste tien bezoekers
op een koude donderdagavond
zo zou het licht moeten zijn
voor wie ernaar zoekt
laat de late donderdagavondkermisganger
vloekend en knipperend tegen het licht
liever dwalen in het duister
zich ten slotte oprollen onder de struiken
terwijl de zoekers
zich als motten verzamelen
in de hitte en het licht
|
||||
3. |
Astronaut
05:47
|
|||
astronaut
1.
En wat het is dat ik het licht zie van een stad
en deze nacht die verder vliegt, nog verder
van het pad de berg op en heuvelaf. Ik dacht
dat ik iets wist. En nu? De stewardess knikt.
Meneer? U had een wens. U had ergens naartoe
gewild. Helaas. Er is een grens. De wereld smelt
als pizzakaas. Ik schenk u jus d’orange. Bedank
me. Zet uw lichaam schrap. We landen op de maan.
Een noodstop. U treft geen verwijt. Het probleem
is dat de mens niet zonder zuurstof kan. Maar boven
klapt het kapje uit. Zet dat maar op uw neus. Blaas.
Adem rustig in en uit. Ga naar de nooduitgang.
Glij. Laat uw zelf los. En geef uw geest vrij baan.
We dwalen van de wereld af. Zo ver. En oh, zo plat.
2.
ik ben een ruimtestation
waarin een astronaut
door het luchtledige drijft
de lucht is ijl
en ergens op de intercom
zingt een meertalig engelenkoor
oh antwoord dan
kom antwoord toch
de astronaut drijft onverstoorbaar door
langzaam maken we banen
om de aarde
mijn astronaut en ik
ik stoot alle modules af en wacht
op wat hij wil
het blijft stil als de ruimte
de grote leegte om ons heen
ik wilde
zegt de astronaut uit het niets
dat ik wat verlangde
zoals ik weet dat ik ooit verlangde
zijn woorden drijven in mij rond
ik tik instemmend in mijn leidingen
het is wachten nu of er wat komt
3.
leegte om ons heen
het geluid is uit
uren in de ruimte
zweven nergens heen
het lijkt een eeuwigheid
we vliegen voorbij
hard als het kan gaan
hard als de tijd
langzaam maken we banen
mijn astronaut en ik
banen om de zon
we zweven nergens heen
met jou tegen mij aan
leegte om ons heen
|
||||
4. |
Ondertussen thuis
03:27
|
|||
ondertussen thuis
op een dag was er een bodemloos gat in de tuin
een bord met zoek mij niet
ik ben op reis
zo heb ik iedereen misleid
ik ben thuis zoals altijd
er is niemand die
mijn aanwezigheid vermoedt
als je goed kijkt
ben ik groots en niet te missen
schraag dit dak de lucht en sterren
schrijd regelmatig alle vensters langs
ik lijk slechts een schim
in een gedicht
zoek mij niet want
ik ben onvindbaar
in mijn eigen lichaam
is niemand thuis
ik ben een schim
achter een gordijn
in een gedicht
|
||||
5. |
Armen open
04:12
|
|||
armen open
1.
aalscholvers drogen hun veren
op de lantaarnpalen bij het park
lijken met open armen de hemel te ontvangen
deze winter liep er een verdwaasd over straat
probeerde met kapotte vleugels
in de lucht te raken
gebogen en zwalkend uit zijn element
leek hij op een onfortuinlijke dronkaard
in een overgrote jas die balanceert
schreeuwt en uitreikt naar verkeer
dat om hem heen slechts zijn weg vervolgen wil
ik weet niet of het goed kwam passeerde
zoals ik ook om de dronkaards
en de schreeuwers heen loop
nu ik de aalscholvers zie onder de zon
hoop ik dat hij er ook bij zit
heel gemaakt en uitgestrekt
naar iedereen om wie heen gelopen wordt
2.
voor de spelers
voor de drinkers
voor de gok onder de maan
verkeerde kaarten
foute handen
waar dronken ongeluk rond slaat
3.
Zoals je beweegt van adem naar dood
van geboorte naar sneeuw
en sporen nalaat van vossenpoten
de wind door het duin waait
bladeren stuiven op
en konijnen zetten brillen op
om goed te kunnen lezen wat je schrijft:
“Verboden toegang voor onbevoegden
allen die hier aanwezig zijn zullen
worden verwijderd op eigen kosten
er is een wegsleepregeling van kracht
van nu tot de volgende ochtend
en alle andere dagen tot aan de horizon.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig.”
Zo moet het zijn in mijn optiek.
Zo staat het hier te lezen.
Dit is het reservaat van de regels.
Dit is het distillaat van de tijd.
|
||||
6. |
Wegenkaart
05:41
|
|||
wegenkaart
op een dag loop ik de stad uit voorbij de bruggen
die als krammen over de scheur van de IJssel liggen en zie
de stad is een staafgrafiek met maar weinig uitschieters naar boven
heeft zich als uienringen uitgebreid om zijn houtenkerkige kern
de eenvoudige nederzetting is er nog altijd
het stadshart een trage gemeenschap met tijd voor een praatje
tegelijkertijd willen mensen zoveel klotst het leven bruisend
door straten vol horeca en evenement
hier heb ik wortels gegroeid mijn huis bevolkt
heb ik geleerd aanwezig te zijn
proefondervindelijk heb ik deze stad
uit geruchten en vermoedens geschapen
regelmatig heb ik woorden aan dingen gegeven
en ze daarmee er laten zijn
ik ben een godje een minuscuul klein godje
in een stad die honderdduizend goden telt
elke dag construeren we honderdduizend versies van de stad
die langzaam krimpt in wat we vergeten
weer uitdijt als de stroom van onze ervaringen
en al onze geschiedenissen in zich draagt
ik besta honderden keren duizenden misschien in een verhaal
word weer vergeten en figureer hier en daar
de man in de achtergrond met zijn cappuccino
die uit het raam staart naar het winkelpubliek
mensen verdwijnen met wie ze zich nog herinnerde
nieuwe schudden elkaar de hand
ik ken duizenden plekken zoveel steden
mijn leven een wegenkaart die ik tot nieuwe velden vouw
langzaam loop ik mijn wereld uit en
hoe verder ik kom hoe groter hij blijkt
de Welle langs de IJssel af en door de kleine steegjes dwalen
de Viking die zich hopelijk tot trotse Mimik ontpopt
langs het Pothoofd met zijn klimop en Amstelreclame
voorbij de sluis die als een cipier de schepen insluit
ik zou een TomTom willen van de toekomst
zien hoe de stad update na update groeit
waar ik straks heen ga als ik thuis intyp en
hoe vaak ik onze dochter help verhuizen
van Zandweerd naar Vijfhoek misschien wel voorgoed
buiten het bereik van het zachte zingen van de IJssel
je weet niet waarheen de liefde je leidt
of welke dromen je te dromen krijgt
zelf zie ik me nog jaren lopen door deze stad
tot ik blind word voor zijn schoonheid
of liever: gegrepen door een verlangen
als ik kiezen kon dan zou het dat zijn
een onmogelijk alles verterende behoefte
de onbekende weg het droomgezicht
een achterdeur om door naar buiten te glippen
dwalen om thuis te kunnen komen
|
||||
7. |
Ambulance blues
06:02
|
|||
ambulance blues
in mijn zandbakdagen
zat magie in de grond
galmden de motoren van de ijsselschepen
als doemprofeten
over de nieuwbouwwijken
terwijl ik scheefgroeide
kroop je onder het maaiveld
leek je zonder make-up niet te bestaan
ik zei niets
ging gewoonweg
over de jaagpaden van
mijn jeugd de wereld in
ik leerde mijn hoofd te stoten
en te troosten maar niet
hoe te blijven
kende de ongelukkige vrouwen
beter dan ik mezelf kende
de kinderen het schreeuwen
ik las sprookjes voor
tot ik ziek werd van mezelf
ik wist niks maar kende
alle crisisnummers uit mijn hoofd
als ik ambulances zag
fietste ik sneller naar huis
en op een dag voorgoed voorbij
ik lees in de privéadvertenties
dat een detective vermiste dingen opspoort
ik bel ik wil mijn jeugd terug
hij zegt dat alles onderling verbonden is
vertelt me waar mijn autosleutels liggen
mijn interne criticus en ik
kijken door de gebarsten voorruit
alsof jij het beter doet zeg ik
die nacht droom ik van ziekenhuizen en de maagpompen
waarvan ik de codering als mantra prevelde
ik word een man van leugens besluit ik
die zo hoog reiken dat ik niet meer te zien ben
misschien dat we elkaar tegenkomen
en dat ik dan
maar ik hoop het niet
op reünies houd ik de sfeer erin
voor een steeds legere zaal
als ik buiten kom zijn de cafés leeg
de perrons verlaten
zelfs de klokken zijn naar huis
alleen bij het busstation brandt nog licht
en de speakers zeggen
dat we het niets snel naderen hoe je dat soms vergeet
en er daarom iemand nodig is
om je dat te vertellen
er is een man die voor iedereen
een andere leugen heeft
zichzelf vergeet
ik zie hem vaak we zeggen elkaar
dat het goed komt allemaal
|
||||
8. |
Lunchroom
07:31
|
|||
lunchroom
een bejaarde man drinkt koffie bij de HEMA
alleen
lepelt onhandig melkschuim uit
ik stel me voor dat hij eenzaam is
ik zit in de lunchroom en kijk naar de zomerse meisjes op straat
daar zijn straten voor bedacht denk ik om die meisjes op te laten lopen
en er zou een liedje moeten zijn dat een beetje pijn doet van mooi
zoals een zomers meisje en een licht verlies
de caissière glimlacht vandaag niet
ze vindt me niet aardig denkt een klant
de rest van de dag zal een gevoel van onbehagen aan haar blijven knagen
ze zal haar man vragen of ze wel een leuk mens is
hij zal haar niet-begrijpend aankijken
op sommige dagen lijkt kleding als gegoten
andere dagen als afdank van een gargantuaanse oudere broer
zo ook de wereld
vandaag trok de man hem ongemakkelijk aan en hoopte dat niemand op hem letten zou
schoolmeisjes lachen aan een tafeltje verderop
hij wordt rood
Herman van Veen zingt al twintig jaar dat de bom nooit valt
op een oude Basfcassette in mijn hoofd
de cassetterecorder is al jaren stuk en
Herman van Veen zingt maar door
over mandarijntjes die tastbare liefde worden
kletsnatte clowns die niemand ziet
naar verluidt bevindt zich in elke generatie een potentiële Messias
de caissière kijkt naar de rij wachtenden
een gevoel van onbehagen maakt zich van haar meester
wie wil er in godsnaam nog verlost als het zo moet
het gros van de mensen zal nooit iemand redden
langzaam raakt de wereld in onbalans
mensen verkleven en roepen om bediening
en superman maar uitvliegen
toch blijven er mensen doodgaan
het verleden gaat dicht als de veiligheidsdeur van een televisiefort
wat ik nog wilde vragen
we zullen altijd blijven gissen
het groot Prisma citatenboek blijkt geen uitspraken over klaarkomen te bevatten
daarentegen zijn meerdere pagina’s gewijd aan de hond
een hond is een mens zonder het gebrek van taal
toch mogen ze niet de HEMA in al zijn ze aangelijnd
ondertussen worden de woorden schraal
schilfert maanziek af tot de klinkers
ik herhaal nog een dictee
onmiddellijk twee dirkjes en twee liesjes
hoe ontoereikend toch maar mooi het woord
speelgoed mes verzamelobject
ik geniet zo van hollandse eenheidsprijzen maatschappij amsterdam
ik neem het mee
thuis schrijf ik het in een schrift bij cachet
er schieten me steeds fragmenten van de liefde te binnen
een partner die ik ongemerkt voorbij fietste
juist in gedachten op weg naar haar
de partner die een tijgerin zei te zijn
de partner die beter verdiende
de partner waar ik bang voor was
soms vrees ik weer te moeten hechten aan
bij het observeren van een enkel of een stukje blote hals
het is weekaanbieding 32
dat is onder meer wijn nootjes rode fietsbel
dit zouden de ingrediënten kunnen zijn
voor een nieuwe betere wereld maar voor wie
straks gaat de HEMA dicht
dan vraagt men mij om te gaan
en over een aantal jaar wordt deze HEMA afgebroken
de te vaak gedweilde vloeren uitgestort als gruis op landwegen
ik zal daar lopen de zin begrijpen
mijn gebed zeggen
ik heb alles lief ik heb alles lief ik heb alles lief
|
||||
9. |
Vandaag begin ik
02:31
|
|||
vandaag begin ik
ik groeide op met het verdwijnen en verschijnen van grenzen
zag volkeren vluchten en andere rijk worden
terwijl spiegelpaleizen gebouwd worden in het zand
vliegen we onbemand over resten van hutten
stromen mensen als water tegen muren
waar geen vijand voor bestaat
we maken onze wereld klein en
pakken alles alleen nog met sanitaire doekjes vast
hier een doekje voor je gevoel
een sanitair doekje om het nieuws
het onthoofde westen dat zich als een
nachtmerrieruiter over beeldschermen verspreidt
hier leven we tussen de terreurmeldingen
getraumatiseerde vluchtelingen
gaan hardnekkig naar de huidhoudbeurs
en ’s avonds temptation island op tv
niemand snapt nog echt hoe het zit
al zijn er genoeg mensen die een mening hebben
dit is de wereld die mijn kind erft
de wereld waar ik verantwoordelijk voor ben
een heel klein stukje van de maalstroom
die alles met zich mee zuigt de afgrond in
maar als ik me vandaag omdraai je aankijk
en jij de ander enzovoort
dan zetten we langzaam
de maalstroom stil
|
Streaming and Download help
If you like Wibo Kosters, you may also like:
Bandcamp Daily your guide to the world of Bandcamp